Respect
1. Hij benadert en behandelt ieder mens als gelijkwaardig.
2. Hij laat zijn cliënt de ruimte om eigen beslissingen te nemen en veranderingen in eerder genomen beslissingen aan te brengen, rekening houdend met eigen normen, waarden, prioriteiten en levensovertuiging.
3. Hij houdt rekening met het ontwikkelingsniveau, de mogelijkheden en behoeften van de cliënt.
4. Als er sprake is van een externe opdrachtgever, zal hij vóór aanvang van de coaching zich ervan gewissen, dat zowel de opdrachtgever als de cliënt over dezelfde informatie beschikken voor wat betreft doel en opzet van de coaching. Alleen als overeenstemming bestaat over het doel en de opzet van de coaching kan de coaching plaatsvinden. Bij wijziging van de situatie of van de opdracht zal de coach nieuwe afspraken maken.
5. Hij gaat gedurende een coachingsrelatie geen seksuele of andere intieme relatie met een cliënt aan.
Integriteit
1. Hij is eerlijk en oprecht. Hij zegt wat hij doet en doet wat hij zegt.
2. Hij laat zich niet in met praktijken die de wet overschrijden of algemeen aanvaarde regels van fatsoen te buiten gaan. Hij laat zich niet in diskrediet brengen.
3. Hij gedraagt zich in woord en daad eerzaam en fatsoenlijk in zijn relaties. Hoewel hij zelfbewust optreedt en handelt, dringt hij zich nergens op de voorgrond en blijft hij bescheiden.
4. In situaties waarin hij met de cliënt of anderen van mening verschilt, of waarin compromissen gesloten moeten worden, blijft hij redelijk en schappelijk en houdt hij de dialoog open.
5. Hij gaat tactvol en beschaafd met mensen om, en past zich in redelijkheid aan wanneer dat nodig is aan de omstandigheden of aan gewoonten en gebruiken van de cliënt, zonder zijn persoonlijke authenticiteit prijs te geven.
6. Hij maakt geen misbruik van situaties, omstandigheden of kennis waarin de cliënt afhankelijk van hem is, noch om zichzelf of andere relaties te bevoordelen, noch om de cliënt of relaties van de cliënt te benadelen.
Verantwoordelijkheid
1. Hij onderkent de macht die inherent is aan zijn positie en beseft dat hij zowel bewust, als onbewust grote invloed uit kan oefenen op de cliënt en mogelijk ook op derden.
2. Hij kent zowel de beperkingen van zijn beroep als de grenzen van zijn persoonlijke competenties en zorgt ervoor dat hij geen van beiden overschrijdt.
3. Hij is zich bewust van zijn persoonlijke waardigheid en heeft inzicht in de invloed daarvan op de uitoefening van zijn beroep als coach.
4. Hij maakt de bevrediging van eigen emotionele- en of andere behoeften niet afhankelijk van de relatie met een cliënt.